Auteur: Lineke Tak.
Conversiestoornis heeft zijn naam gekregen doordat Breuer en Freud dachten dat een conversiestoornis ontstond doordat psychische stress werd omgezet (‘conversie’) in lichamelijke symptomen. Dit is meer dan honderd jaar later nog steeds het dominante perspectief. De laatste jaren wordt er echter steeds meer duidelijk uit onderzoek op neurobiologisch vlak. Sommigen zeggen dat deze neurobiologische bevindingen het dominante perspectief uitdagen. Anderen stellen dat ze juist het mechanisme laat zien hoe psychische stress tot lichamelijke symptomen kan leiden (zie hier een voorbeeld).
De diagnostische criteria voor een conversiestoornis (ofwel: functioneel-neurologisch-symptoomstoornis) zijn veranderd in de DSM-5. Ten opzichte van de DSM-IV hoeft er geen psychosociale stressor meer geïdentificeerd te worden in relatie tot de lichamelijke klachten. Daarnaast is een nieuw criterium dat er bij het neurologisch onderzoek positieve bevindingen moeten zijn die de diagnose ‘conversiestoornis’ steunen.
Auteurs van het onderstaande artikel (Ludwig e.a., 2018) beginnen hun artikel met de stelling dat stressvolle levensgebeurtenissen en mishandeling traditioneel worden gezien als cruciale factoren in de ontwikkeling van conversiestoornis (ook wel: functioneel-neurologische symptoomstoornis). Met een systematische review en meta-analyse onderzoeken ze of er een associatie is tussen stressvolle levensgebeurtenissen en mishandeling (seksueel, fysiek of emotionele verwaarlozing) gedurende de jeugd of volwassenheid.
In totaal werden 34 case-control studies gevonden, met daarin gezamenlijk 1405 patiënten met een conversiestoornis. Het ging om patiënten met verlammingen, bewegingsstoornissen of wegrakingen. In totaal waren er 2227 controles, zowel gezonde individuen als patiënten met een neurologische of psychiatrische aandoening.
Stressoren gedurende kindertijd en volwassenheid kwamen vaker voor bij patiënten met conversiestoornis vergeleken met controles, met name emotionele verwaarlozing (zie tabel 1). De geïncludeerde studies hadden een gemiddelde tot lage kwaliteit. Heterogeniteit was hoog. De associatie met stressvolle levensgebeurtenissen kort voorafgaand aan het ontstaan van de conversiestoornis was sterker in methodologisch sterkere studies. Daarnaast was de associatie groter als er vergeleken werd met gezonde controles in plaats van controles met een psychiatrische of een neurologische ziekte.
Tabel 1: Percentages patiënten met conversiestoornis versus controles die stressvolle levensgebeurtenissen in de kindertijd rapporteerden.
Kindertijd: |
Conversiestoornis
|
Controles
|
Emotionele verwaarlozing |
49%
|
20%
|
Seksueel misbruik |
24%
|
10%
|
Fysieke mishandeling
|
30% |
12%
|
In hoeverre deze getallen de werkelijkheid reflecteren is niet met zekerheid te zeggen. Auteurs noemen zelf dat het bijvoorbeeld niet bekend is of patiënten en controles in vragenlijsten of tijdens interviews bereid zijn gevoelige informatie bloot te geven, hoe groot de invloed van vertekende herinnering (‘recall bias’) is en wat de relevantie was van gerapporteerde stressvolle levensgebeurtenissen voor het ontwikkelen van een conversiestoornis. Daarnaast is niet bekend of ‘kleinere’ stressoren – die niet gemeten worden met dergelijke vragenlijsten maar mogelijk wel relevant zijn – geïdentificeerd zijn.
Concluderend kwamen stressvolle levensgebeurtenissen en mishandeling substantieel vaker voor bij patiënten met een conversiestoornis vergeleken met controles. Emotionele verwaarlozing in de kindertijd kwam vaker voor dan (het traditioneel benadrukte) seksueel misbruik. Een variabel, maar in sommige studies vrij groot, deel van de patiënten met een conversiestoornis rapporteerde géén stressvolle levensgebeurtenissen. De uitkomst van deze meta-analyse ondersteunt dus de recente veranderingen in de DSM-5, waar de aanwezigheid van psychische stressoren geen diagnostisch criterium meer is.
De auteurs benadrukken de twee kanten van hun bevindingen die van belang zijn voor de dagelijkse praktijk:
Men moet enerzijds stressvolle levensgebeurtenissen zeker overwegen en uitvragen, omdat ze vaker voorkomen bij patiënten met een conversiestoornis en een belangrijke focus in de behandeling kunnen zijn.
Men moet er anderzijds niet vanuit gaan dat de patiënt bewust of onbewust stressvolle levensgebeurtenissen verzwijgt als ze niet naar voren komen. Er zijn in hun ervaring ook patiënten zonder gerapporteerde stressvolle levensgebeurtenissen die opknappen tijdens een behandeling. Blijven zoeken naar een ‘stressvolle levensgebeurtenis’ als oorzaak van de conversiestoornis kan in zulke gevallen net zo schadelijk zijn als het negeren ervan.
Ludwig L, Pasman JA, Nicholson T, Aybek S, David AS, Tuck S, Kanaan RA, Roelofs K, Carson A, Stone J. Stressful life events and maltreatment in conversion (functional neurological) disorder: systematic review and meta-analysis of case-control studies. Lancet Psychiatry. 2018;5(4):307-320.
Bron afbeelding: creative commons, wikihow.