Beperkingen van het werkgerelateerd functioneren bij SOLK: schatten artsen uit verschillende disciplines dit anders in?
Beperkingen van het werkgerelateerd functioneren bij SOLK: schatten artsen uit verschillende disciplines dit anders in?
14 maart 2017Gastauteur: Kristel Weerdesteijn.
Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) komen bij 30-60% van de patiënten van de huisarts of medisch specialist voor. De meeste van deze klachten verbeteren op termijn en geven geringe problemen in het functioneren. Bij een deel van de mensen met SOLK verbeteren de klachten niet. Deze mensen ervaren vaak ernstige en langdurige belemmeringen in het fysiek en sociaal functioneren en vallen vaak voor langere tijd uit in werk. Ruim 15% van het langdurig ziekteverzuim is een gevolg van SOLK.
Na twee jaar ziekteverzuim wordt er vaak een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling aangevraagd. Verzekeringsartsen moeten bij deze beoordeling de beperkingen in het functioneren vast stellen. Hierbij moet de verzekeringsarts de medische bevindingen omzetten naar functionele mogelijkheden en beperkingen gericht op werk. Andere artsen geven adviezen over mogelijkheden en beperkingen gericht op de behandeling en het herstel. Het probleem dat artsen kunnen ervaren bij SOLK is dat lichamelijke klachten niet goed te objectiveren zijn middels somatisch onderzoek. Hierdoor bestaat het gevaar dat artsen niet op een lijn staan en het functioneren wisselend wordt ingeschat. Dit kan tot gevolg hebben dat er verschillende adviezen gegeven kunnen worden ten aanzien van het functioneren. Om dit te verbeteren is het van belang om meer eenduidigheid en overeenstemming te krijgen tussen artsen betreft het beoordelen van functioneren bij mensen met SOLK.
Om meer overeenstemming te krijgen tussen artsen werd aan 15 artsen (5 verzekeringsartsen, 5 bedrijfsartsen, 5 psychiaters, 5 huisartsen en 5 revalidatieartsen) gevraagd of zij in drie rondes de mate van beperkingen voor 78 onderdelen in het functioneren wilden scoren voor vier verschillende SOLK casussen. De onderdelen waren verdeeld in de categorieën persoonlijk en sociaal functioneren, dynamisch handelen, statische houdingen, aanpassen van omgevingsfactoren en werktijden. Voorbeelden van onderdelen waren de mate van kunnen buigen, lopen, staan en knielen en de mate van het kunnen richten van de aandacht en het omgaan met leidinggevende taken. De scores liepen uiteen van geen beperking tot zeer ernstige beperkingen. De vier casussen waren gebaseerd op klachten van het hoofd, klachten van de nek en armen, klachten van rug en benen en klachten van de buik. Per ronde werden de beperkingen per casus geaccepteerd als zij meer dan 75% overeenstemming hadden tussen de artsen. Beperkingen die minder dan 75% overeenstemming hadden na de eerste e-mail ronde werden opnieuw naar de artsen gestuurd met dezelfde vraag. Deze ronde was aangevuld met de resultaten van de eerdere ronde, zodat de artsen hun antwoorden eventueel aan konden passen. Na de tweede e-mail ronde werden de beperkingen met minder dan 75% overeenstemming per casus besproken in een bijeenkomst met de deelnemende artsen. Na het bespreken van de beperkingen werd tijdens de bijeenkomst opnieuw aan de artsen gevraagd om de mate van de beperkingen te scoren.
Na alle drie de rondes waren de artsen het voor alle vier de casussen eens over de mate van beperkingen in het functioneren op 49 van de 78 onderdelen. De mate van beperkingen waren niet gelijk tussen de vier casussen. Voor de overige 29 onderdelen in het functioneren was er overeenstemming tussen de artsen op 27 onderdelen (34%) voor tenminste 1 van de casus. Voor twee van de 78 (3%) onderdelen was er op geen enkele casus overeenstemming tussen de artsen. Dit was ten aanzien van het aantal mogelijke werkuren per dag en per week.
De studie laat zien dat artsen het met elkaar eens zijn dat er voor verschillende soorten van SOLK verschillende mate van beperkingen kunnen bestaan. Alhoewel er in de studie gebruik is gemaakt van een kleine groep artsen en niet alle disciplines zijn meegenomen in de studie, laten de resultaten van de studie wel zien dat verschillende artsen voor een groot deel tot overeenstemming kunnen komen betreft het functioneren en de beperkingen van het functioneren van mensen met SOLK.
Ondanks dat niet voor alle onderdelen van het functioneren overeenstemming is verkregen, kunnen de onderdelen waarin wel overeenstemming werd bereikt, in de toekomst gebruikt worden om de functionele mogelijkheden en beperkingen uniformer in te kunnen schatten en te beoordelen.
Kristel Weerdesteijn is onderzoeker bij het Kenniscentrum Verzekeringsgeneeskunde AMC-UMCG-UWV-VUmc en verzekeringsarts in opleiding bij het UWV. Ze is eerste auteur van het artikel waarop bovenstaande stuk gebaseerd is.
Referentie