Gastauteur: Valère Wittevrongel.
Cognitieve gedragstherapie (CGT) leidt bij een deel van patiënten met het chronischevermoeidheidsyndroom (CVS) tot significante afname van symptomen en beperkingen. Er zijn verschillende modellen ontwikkeld om het niet verminderen van de klachten te verklaren, waarbij gedragmatige, psychologische en sociale factoren een rol spelen. Hierbij zijn cognities ten aanzien van de klachten en het omgaan met de vermoeidheidsklachten van de patiënt relevant, echter ook de sociale omgeving en de sociale steun die de patiënt ervaart spelen een rol bij het aanhouden van de klachten.
De huidige studie onderzoekt de invloed van ‘uitingen van bezorgdheid’ van de partners van patiënten met CVS en de ervaren onderlinge tevredenheid van hun relatie op het effect van de CGT. Uiten van bezorgdheid door de partner wordt gedefinieerd als het tonen van bezorgdheid over de fysieke gesteldheid van de patiënt, troosten en afraden om activiteiten te ondernemen.
Onderzoekers analyseerden data van een cohort van 204 patiënten met CVS die behandeld werden met CGT en hun partner. De ernst van de vermoeidheid en de functionele beperkingen werden gemeten bij de patiënt. Bij de partners werden de Family Response Questionaire (FRQ), de Brief Illness Perception Questionaire (Brief IPQ) en de Causal Attribution List (CAL) afgenomen. De FRQ bepaalt de responsen van bezorgdheid; in deze studie werd het cluster van items gebruikt van de subschalen ‘Active Engagement’ en ‘Sympatic/Empathic Responses’ als indicatoren van bezorgde en angstige reacties. De beleving van de ziekte door de partner werd gemeten met de Brief IPQ. Het toekennen van de ziekte aan fysieke of psychologische oorzaken werd gemeten met de CAL. Bij zowel de patiënt als de partner werd de Maudsley Martial Questionaire (MMQ) afgenomen om de tevredenheid met de relatie te meten. Er werd gecorrigeerd voor de ernst van de CVS, omdat het te verwachten is dat dit zowel invloed heeft op het behandelresultaat als de mate van bezorgdheid bij de partner.
Na afloop van de CGT was er bij ongeveer de helft van de patiënten met CVS sprake van een klinisch significante afname van de moeheid en bij twee derde een afname van functionele beperkingen. Een hogere mate van uitingen van bezorgdheid van de partner was een voorspeller voor klinisch significant minder verbetering van de vermoeidheidsklachten en functionele beperkingen. Daarnaast bleek dat een lagere tevredenheid van de patiënt over de partnerrelatie gerelateerd was aan minder verbetering in vermoeidheidsklachten. Ontevredenheid over de relatie was niet van invloed op functionele beperkingen. De mate waarin de ziekte door de partner als ernstig werd beleefd was statistisch significant gerelateerd aan de uitingen van bezorgdheid.
Op basis van deze studie blijkt het gedrag van de partner een voorspeller te zijn voor klinisch significante verbetering van zowel vermoeidheidsklachten als functionele beperkingen bij patiënten met CVS. Onderzoekers adviseren dit aspect te belichten in behandeling met CGT.
Een aantal opmerkingen ten aanzien van het onderzoek zijn op zijn plaats. De Brief IPQ die gebruikt is voor de partners is een aanpassing van de vragenlijst die bedoeld is voor patiënten. De construct validiteit van deze vragenlijst is daarom niet goed bekend. Daarnaast hebben een aantal partners de vragenlijst thuis ingevuld, waardoor de invloed van de patiënt op de antwoorden onduidelijk is. Ook van andere leefomstandigheden die de interactie tussen de partners kunnen beïnvloeden, zoals de aanwezigheid van kinderen, is buiten beschouwing gelaten. Ondanks dat er nog weinig bekend is over de invloed van chronische vermoeidheid op seksueel gedrag kan dit wel van invloed zijn op de relatie; de tevredenheid over de seksuele relatie is in deze studie niet gemeten.
Vervolgonderzoek dient zich te richten op welke aspecten van het gedrag van de partner verantwoordelijk zijn voor het afnemen van de kans op afname van vermoeidheid en functionele beperkingen. Daarnaast dient duidelijk te worden welke factoren bepalend zijn voor de ontevredenheid van de partnerrelatie. Ook beperkt het sociale netwerk van de patiënt zich niet tot de partner, maar hierin spelen familie, collega’s, vrienden en werkers in de gezondheidszorg een rol die van invloed kan zijn op het resultaat van een behandeling met CGT.
Valère Wittevrongel is trainer/bewegingswetenschapper en onderzoeker bij Winnock.
Verspaandonk J, Coenders M, Blijenberg G, Lobbestael J, Knoop H, The role of the partner and relationship satisfaction on treatment outcome in patients with chronic fatique syndrome. Psychological Medicine. 2015. Aug;45(11):2345-52.