Auteur: Lineke Tak.
Het Journal of the American Medical Association (JAMA) van 16 april publiceerde een klinisch georiënteerd review van Clauw over fibromyalgie, met de nadruk op meta-analyses en recente evidence-based richtlijnen.
De prevalentie van fibromyalgie, gedefinieerd als pijn verspreid over het lichaam, vaak samengaand met moeheid, geheugenproblemen en slaapstoornissen, wordt geschat op 2 – 8% van de algemene bevolking. De American College of Rheumatology formuleerde in 1990 criteria voor de diagnose fibromyalgie, waarbij er o.a. 11 van de 18 beschreven tender points aanwezig moeten zijn. Echter, deze criteria lijken niet altijd bruikbaar voor een diagnose in de klinische praktijk.
Als er multifocale pijn is, die niet (geheel) verklaard kan worden door conventionele somatische diagnoses, is er een verdenking op fibromyalgie. Patiënten met fibromyalgie hebben vaak een voorgeschiedenis met andere vormen van pijnklachten, zoals hoofdpijn, dysmenorheu, prikkelbare darm syndroom, endometriose of andere regionale pijnsyndromen, zoals rug- en nekpijn.
Er lijkt sprake te zijn van een globale sensorische hyperresponsiviteit: signalen die normaalgesproken als onschuldig worden ervaren, bijvoorbeeld strakke kleding, kunnen als pijn worden ervaren door patiënten met fibromyalgie. Patiënten met fibromyalgie kunnen ook gevoelig zijn voor fel licht, geluid en geuren.
Clauw beschrijft fibromyalgie daarom, ondersteund door hersenonderzoek, als een ‘centralized pain state’ (gecentraliseerde pijn), gekarakteriseerd door pijn-amplificatie in het centrale zenuwstelsel. Patiënten met fibromyalgie lijken meer pijn te ervaren dan anderen bij dezelfde nociceptieve input. Deze pijnsensitiviteit is polygenetisch bepaald, waarbij er waarschijnlijk bij iedere patiënt een uniek samenspel van factoren uiteindelijk tot fibromyalgie leidt. Omgevingsfactoren die fibromyalgie lijken uit te lokken zijn stressoren die acute pijn uitlokken en die normaalgesproken alleen enkele dagen of weken duren. Voorbeelden hiervan zijn infectie met het Epstein-Barr virus, Lyme ziekte, een auto-ongeluk of ander trauma en psychologische stress. Fibromyalgie kan ook optreden bij somatische ziektes, zoals osteo-arthritis of reumatoïde arthritis.
Als andere diagnoses uitgesloten zijn, is het belangrijk de diagnose fibromyalgie te stellen en uit te leggen. Sommigen geloven dat het label patiënten kan schaden. Studies laten echter het tegenovergestelde zien: de diagnose fibromyalgie is vaak een opluchting voor patiënten. Het gebruik van de gezondheidszorg daalt, omdat er niet meer naar de oorzaak van de pijn hoeft te worden gezocht.
Fibromyalgie kan gediagnosticeerd en behandeld worden door de huisarts. Verwijzing naar medisch specialisten is nodig als de diagnose onzeker is, als er sprake is van co-morbide psychiatrische aandoeningen of als patiënten behandel-resistent blijken in de eerstelijn. Psychologische, gedragsmatige en sociale factoren spelen een rol bij het ontstaan van fibromyalgie en compliceren ook de behandeling. Modificeerbare risicofactoren zijn o.a. slecht slapen, obesitas, fysieke inactiviteit en weinig ervaren voldoening in het werk. Cognitieve factoren zoals catastroferen en bewegingsangst zijn te behandelen met cognitieve gedragstherapie. Cognitieve gedragstherapie kan erg effectief zijn, maar wordt zelden gebruikt in de klinische praktijk, aldus Clauw.
Medicijnen die dikwijls gebruikt worden bij de behandeling van perifere pijn, zoals NSAIDs, corticosteroïden en opioïden, zijn niet effectief bij fibromyalgie. Het hyperactieve endogene opioïden systeem bij patiënten met fibromyalgie zou kunnen verklaren waarom behandeling met opioïden, zoals morfine, niet effectief is. Opioïden kunnen zelfs de pijngevoeligheid van patiënten met fibromyalgie vergroten. Farmacologische behandelingen met bewezen effectiviteit zijn tricyclische antidepressiva (bijv. amitriptyline), selectieve serotonine-heropnameremmers (bijv. duloxetine of sertraline in hoge dosering) en gabapentoïden (bijv. pregabaline).
Niet-farmacologische behandelingen zijn psycho-educatie, beweging en cognitieve gedragstherapie. Voor al deze interventies is sterk bewijs voor effectiviteit, die vaak groter is dan bij farmacologische behandeling. Zonder verbeteren van zelf-management is er bijna nooit verbetering van betekenis door medicatie alleen.
Complementaire therapieën, zoals yoga, acupunctuur of chiropractische manipulatie, zijn nog niet goed onderzocht. Omdat er beperkte behandelopties zijn voor chronische pijn, kunnen ook deze therapieën, mits ze niet schaden, nuttig zijn bij fibromyalgie. Doordat patiënten een groter gevoel van controle over hun ziekte kunnen krijgen, en dat door een placebo respons het lichaamseigen analgetische systeem geactiveerd zou kunnen worden, aldus Clauw.
Concluderend lijkt fibromyalgie steeds beter begrepen als ‘centralized pain state’ en zijn er effectieve behandelingen beschikbaar.
Clauw DJ. Fibromyalgia: a clinical review. JAMA. 2014 Apr 16;311(15):1547-55.